Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [32]stilde Kaleb het volk [33]voor Mozes, en zeide: Laat ons [34]vrijmoedig optrekken, en [35]dat erfelijk bezitten; want wij zullen dat [36]voorzeker overweldigen! 32. Dat is, hij deed het volk zwijgen, opdat hij gehoord mocht worden. Van Jozua wordt hier geen gewag gemaakt, niet omdat hij door vrees bezweek of met Kaleb de zaak niet behartigde, maar omdat hij of absent was gedurende dit oproer, of [alzo hij een dienaar van Mozes was] om enige aanmerkelijke reden heeft stilgezwegen. Van zijn trouw in dezen handel zie onder, hfdst.14 vs.6,7, enz., van zijn beloning daarvoor in hetzelfde hfdst.14 vs.30. 33. Anders, tot, of, tegen Mozes,; te weten, roepende, of murmurerende. 34. Hebreeuws, optrekkende optrekken. 35. Namelijk, het land Kanaan. 36. Hebreeuws, overweldigende overweldigen.